De achttiende-eeuwse acteur zag zijn rol in een toneelstuk als een uitbeelding van opeenvolgende hartstochten. Deze hartstochten, ook passies genoemd, moesten kunstig, vaardig en ondubbelzinnig aan het publiek worden getoond.

Deze online tentoonstelling laat u dit fundament van het acteervak ervaren. Passies kunnen tot uitdrukking komen door lichaamshoudingen en gelaatsuitdrukkingen. Beide worden opgewekt door de verbeelding van de acteur.

Acteurs van het Dutch Historical Acting Collective brengen de hartstochten tot leven in bewegend beeld. Met de kennis die u over historisch acteren opdoet, kunt u aan het einde van de tentoonstelling een achttiende-eeuws schilderij ontcijferen. Ondertussen luistert u naar muziek – misschien wel met nieuwe oren, want ook voor muziek vormen de passies het vertrekpunt.

Emoties, toen en nu

In de achttiende eeuw worden de hartstochten gezien als sterke emoties die waarneembaar zijn in het lichaam, op het gezicht en in de stem. Tranen, zuchten, kippenvel, ogen vol vuur, expressieve intonatie, heftige gebaren of zachte, liefkozende bewegingen zijn allemaal uitingen van de hartstochten. Ook de cognitieve psychologie van vandaag ziet emoties als fysieke veranderingen in het lichaam, die door de hersenen als specifieke emoties worden herkend.

Barokke emoties maken het lichaam warmer of kouder en laten het hart uitzetten of krimpen. Recente psychologische experimenten tonen aan dat mensen inderdaad het hart als middelpunt van hun emoties ervaren, en dat het aannemen van een krachtige houding iemands stemming kan veranderen. In de barok wisten acteurs al dat het lichaam inwerkt op de geest en vice versa. Acteurs en schilders namen de natuurlijke uitingen van emoties in het lichaam als basis en maakten ze expressiever en mooier. Ze zetten de natuur om in kunst. Vergelijk de pose van Wout Weghorst met de tekening van een pose voor schaamte uit Jelgerhuis’ verhandeling over de acteerkunst.

In deze online tentoonstelling spelen we met barokke en hedendaagse ideeën over emoties. Schilderijen en traktaten over acteren leveren ons het materiaal voor dit spel. 

De fundamenten

Filosofie

Om de passies beter te kunnen opwekken, wendden acteurs zich tot de filosofie. Zoals alle redenaars wilden ze begrijpen hoe emoties voor lichamelijke veranderingen zorgden. Want in de barok werden passies daadwerkelijk zo gedefinieerd: als emoties die zo sterk waren dat ze waarneembare veranderingen in het lichaam teweegbrachten. Door deze veranderingen na te bootsen, wekten de acteurs hun eigen emoties op, om die vervolgens over te brengen op de toeschouwers. Dit begrip van de passies vond zijn oorsprong in de Oud-Griekse geneeskunde. Wij volgen hier het systeem van Thomas van Aquino (1225-1274), die de erfenis van Aristoteles combineerde met de christelijke leer. Deze omgang met de passies kende in heel Europa navolging.

Retoriek

In de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw maakten acteurs gebruik van de retorische principes uit de oudheid, zoals ze die aantroffen in het werk van Cicero en Quintilianus. Quintilianus legde de kunst van het spreken in het openbaar vast in zijn twaalfdelige handleiding Institutio Oratoria. In navolging van zijn handboek gebruikten advocaten, geestelijken en acteurs allemaal dezelfde soorten gebaren en dezelfde ritmische muzikale spraakpatronen, maar de rijkste, meest gevarieerde uitvoeringsstijl – ook actio genoemd – was te vinden bij acteurs. De acteur-redenaar uit het verleden streefde ernaar de hartstochten van het publiek op te wekken door middel van een elegante, krachtige actio met gebaren, lichaamshoudingen en gelaatsuitdrukkingen, bezield door een buitengewoon levendig voorstellingsvermogen.

Theater

Acteurs werkten vroeger onder heel andere omstandigheden dan nu. In theaters met enkel kaarslicht en zonder geluidsversterking moesten gebaren en gezichtsuitdrukkingen duidelijk en ondubbelzinnig zijn. Het rijke archief met persoonlijke documenten van de Nederlandse acteur Johannes Jelgerhuis (1770-1836) helpt ons om de opleiding tot acteur te reconstrueren. Jelgerhuis publiceerde niet alleen een handleiding voor acteurs, de Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek (1827-1830), hij liet ook een portfolio na en manuscripten boordevol informatie over zijn kunst. Bovendien was Jelgerhuis zelf schilder; veel van de hier getoonde tekeningen zijn van zijn hand. Hij raadde jonge acteurs aan de beeldhouwkunst en het werk van schilder Gerard de Lairesse (1641-1711) te bestuderen om de passies duidelijk en mooi uit te kunnen beelden. Door het acteren af te leiden van de schone kunsten kan het lichaam van de acteur elegant en expressief worden, zo was de gedachte.

Er bestond een rijke, symbiotische relatie tussen schilderkunst, acteurs en theater

Beeldende kunst

Er bestond een rijke, symbiotische relatie tussen schilderkunst, acteurs en theater. Vooral in Frankrijk was de uitdrukking van de passies door middel van mimiek van groot belang. Antoine Coypel (1661-1722), hofschilder van de Zonnekoning, schreef dat kunstenaars filosofie nodig hebben om de passies te begrijpen en dat ‘de regels van de voordracht nodig zijn voor de schilderkunst zodat gebaren overeenstemmen met gelaatsuitdrukkingen’. Zo moedigde Coypel kunstenaars aan om naar het theater te gaan om acteurs aan het werk te zien. Charles Le Bruns (1619-1690) beroemde handboek Conference sur l'expression des passions gaf richtlijnen voor eenduidige gezichtsuitdrukkingen bij de verschillende passies. Deze werden niet alleen overgenomen door schilders als De Lairesse en Coypel, maar ook door acteurs als Jelgerhuis. Jelgerhuis moedigde de jonge acteur zelfs nadrukkelijk aan om zich in het werk van Le Brun te verdiepen. Acteurs bestudeerden dus schilderkunst, en schilders gingen naar het theater om te leren hoe ze de passies duidelijk konden overbrengen om hun publiek te raken.

Muziek

Redenaars en acteurs spraken muzikaler dan wij vandaag de dag doen: ze maakten melodieën met woorden. De stem van acteurs was hoog of laag, luid of zacht, zoet of hard, al naar gelang de passie die ze uitbeeldden. Ze creëerden een ritmische ‘partituur’ voor de poëzie die ze voordroegen. Daarom werd muziek wel omschreven als een redevoering zonder woorden, en schreef Johann Joachim Quantz (1679-1773) in zijn Versuch einer Anweisung die Flöte traversiere zu spielen (1752):

De spreker en de musicus hebben, in principe, hetzelfde doel, namelijk om zichzelf meester te maken van het hart van hun toehoorders, om hun passies aan te wakkeren of juist te kalmeren, en om hen nu eens naar het ene gevoel, en dan weer naar het andere te leiden.

Aangezien voordracht een afzonderlijk onderwerp is, en deze tentoonstelling gewijd is aan de zeggingskracht van het gezicht en het lichaam, hebben we hier de stem van de acteur vervangen door de muziek zelf. Om de fantasie te prikkelen heeft elk station een eigen soundtrack die aansluit bij de passie die centraal staat.